Bedden

Bedden zijn meubelstukken om op te slapen. Complete bedden bestaan uit een ledikant, matras en beddengoed. Denk hierbij aan lakens, dekens, overtrek en kussens.

Mensen brengen heel wat tijd door in hun bedden. Een derde deel van ons leven om precies te zijn. Je wordt geboren in bed en je eindigt meestal in bed. Samen met de tafel zijn bedden dan ook de meest gebruikte voorwerpen in een huis. Echter is dit niet altijd zo geweest. Gezien het belang van het bed, kunnen we wel zeggen dat het de meest nuttige en belangrijke uitvinding is van de mens. Maar hoe is het eigenlijk tot stand gekomen? …

Bedden van toen

Bedden in de tijd van de farao’s kenden verhoogde banken met een frame van hout of brons, die waren bedekt met hoofdkussens en steunen. Deze vorm van bedden werden ook gehouden door de Grieken en de Romeinen.

In de Middeleeuwen hadden de Europeanen verhoudingsgewijs zo’n bed als wij die ook kennen. Dus bedden met een bodem, hoofd- en voetensteun. De bedbodem bestond meestal uit een huid van een rendier of rund, dat vastgebonden zat met riemen aan het bedframe. Na de 1200 werd dit een stuk comfortabeler, door de komst van de matras. Deze werd toen nog gevuld met wol, haar of veren. Dekens bestond echter nog wel uit vellen. Dit hielden ze ongeveer nog vol tot de 17e eeuw. Pas in de 18e eeuw werd het moderne matras uitgevonden. Deze heeft ook nog dezelfde vorm tot op de dag van vandaag. Wel is de inhoud van de matrassen veranderd.

Bedden zijn oorspronkelijk een echte luxe, die was voorbehouden voor de rijken. Mede door de overgang van handwerk naar fabriekswerk werden de bedden in de loop van de tijd goedkoper. Hierdoor werd het geleidelijk een gebruiksvoorwerp voor iedereen.